- over
- over1{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [voorbij] passé♦voorbeelden:1 het onweer is over • l'orage est passéII 〈bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] à travers2 [op een andere plaats] de l'autre côté♦voorbeelden:1 zij liep de gang over • elle traversa le couloirover en weer • de part et d'autreover en weer lopen • faire les cent paselkaar over en weer verwijten maken • se faire des reproches réciproques2 zij was de straat al over • elle avait déjà traversé (la rue)morgen gaan we over • on déménage demainmijn tante is gisteren over geweest • hier ma tante est venue nous voir〈communicatie(media)〉 over! • terminé!→ {{link=reden}}reden{{/link}}¶ zij heeft nog wat tijd over • il lui reste un peu de temps〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 daar kan ik niet van over • ça me dépassete over • plus qu'il n'en fautvoorbeelden te over • les exemples abondentgelegenheid te over! • les occasions ne manquent pas!————————over2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [algemeen]sur2 [via] par3 [boven, langs iets heen] au-dessus de4 [aan de andere kant van] de l'autre côté de5 [na verloop van] dans6 [meer, verder dan] plus de7 [tegenover] en face de♦voorbeelden:1 een film over Ghandi • un film sur Ghandihet nieuws verspreidde zich over het hele land • la nouvelle se répandit dans tout le paysover de straat lopen • marcher dans la ruezij heeft iets innemends over zich • elle a qc. d'avenant2 zij reed over Nijmegen naar Zwolle • elle s'est rendue à Zwolle par Nimègueover de post • par la posteik heb het over de radio gehoord • je l'ai entendu à la radio3 over de grens komen • franchir, passer la frontière5 over een dag of tien • dans une dizaine de joursvandaag over acht dagen • aujourd'hui en huit6 hij is over de twee meter (lang) • il dépasse les deux mètresde temperatuur was over de 30° • il faisait plus de 30°het is over vieren • il est quatre heures passées→ {{link=wereld}}wereld{{/link}}7 zij wonen schuin over het stadhuis • ils habitent presque en face de l'hôtel de ville
Deens-Russisch woordenboek. 2015.